K. Renfrum 30 juni 2014

SLAVERNIJ, daar willen we meer van weten

De afgelopen maanden zijn voor velen van ons heel erg verwarrend geweest. Dat heeft enerzijds te maken met het feit dat we allen terugkijken op een groots gevierde herdenking in het kroonjaar 2013. Anderzijds heeft de voormalige wethouder van Diversiteit & Integratie nog snel voor het aantreden van de nieuwe gemeenteraad aan Prof. Alex van Stipriaan een opdracht verstrekt om dit rapport te schrijven.

Het rapport met de titel: Slavernij, daar willen we meer van weten is heel kort gezegd, een dringende smeekbede aan de gemeenteraad om de gedeelde slavernijgeschiedenis niet te vergeten, de aandacht die er vorig jaar bestond voor dit onderwerp vast te houden en om blijvend te bevorderen dat vooral alle Amsterdammers goed bekend raken met dit thema.

Voor mij waren bovendien nog extra verwarrend de reacties die onze stichting ontving van enkele Amsterdammers dat het nu afgelopen moet zijn met de herdenking van de slavernij. Reacties in de trant van: het is mooi geweest, het moet nu maar eens afgelopen zijn en hoelang zijn jullie nog van plan om door te gaan met dit gedoe, kwamen best hard aan.

Dames en heren,
Als voorzitter van de Stichting Amsterdam Centrum 30 juni – 1 juli heet ik u van harte welkom. Vandaag wordt de stedelijke herdenking van de afschaffing van de slavernij in de voormalige koloniën in de west voor de 21e keer hier op het Surinameplein gehouden.

Met u allen toestemming heet ik in het bijzonder welkom twee kersverse bestuurders van deze stad. In de eerste plaats mevrouw Simone Kukenheim, wethouder voor o.a. Diversiteit & Integratie. Een verantwoordelijkheid die hoort bij de functie van Mevrouw Kukenheim is om de kennis over de gedeelde slavernijgeschiedenis zodanig te vermenigvuldigen dat die gaat beklijven in de hoofden en de harten van alle Amsterdammers. Het mag duidelijk zijn dat we haar daarbij graag van dienst zijn.

De andere bestuurder hier aanwezig is de heer Gerolf Bouwmeester, voorzitter van het Dagelijks Bestuur van stadsdeel west. Omdat dit evenement in zijn stadsdeel wordt gehouden is hij feitelijk onze gastheer. Verder hier aanwezig zijn de vertegenwoordigers van Suriname en Curaçao. De heren Lieuw A Sie en Candelaria. Ten slotte onze vaste partners van het Netwerk van het Korps politie, Eenheid Amsterdam en hun Commissaris de heer Williams. U allen van harte welkom!

Geachte aanwezigen,
Zojuist heb ik u verteld over de vele reacties die wij als stichting de afgelopen weken en maanden ontvingen van Amsterdammers die graag zien dat er een einde komt aan de jaarlijkse herdenking van de slavernij en de verwarring die dat bij mij teweegbrengt.

Als bovendien de jaarlijkse zoektocht naar middelen om deze herdenking te organiseren weer begint en ook op dat vlak verwachtingen niet waargemaakt worden, dan ontkom je bijna niet aan pijnlijke momenten van reflectie. Heeft het allemaal nog zin en waarom al die energie erin steken om als een soort stadsreiniging na Koningsdag, permanent obstakels te moeten opruimen.

Toen ik vorige week dinsdag mijn computer opstartte om te beginnen aan mijn toespraak van vandaag, zag ik een dringende mail van het stadsdeel waaruit ik opmaakte dat we ondanks de aanwezigheid van ruim 70 agenten, mogelijk toch niet helemaal aan de voorwaarden voldoen t.a.v. de verkeersveiligheid en de mobiliteit.
Elk nadeel heeft inderdaad een voordeel, want deze mail gaf me de duw die ik nodig had om een onderwerp te bedenken voor mijn toespraak. De samengekomen verwarring en teleurstelling deden me namelijk denken aan het verhaal van een goede vriend van mij.

Dat verhaal wil ik nu graag met u delen.
Deze goede Surinaamse vriend van mij had na zeven jaar studeren zijn drs. Bul of diploma economie gehaald. Hij vond het goed om na zo lang en hard studeren, even er tussenuit te gaan voor een vakantie naar Suriname. Die had hij immers wel verdiend!

Zoals de meeste Amsterdammers nooit naar Rotterdam op vakantie gaan, zo gaan ook vele Surinamers niet op vakantie naar het prachtige binnenland van het land.
Behalve als ze in Nederland wonen en van hieruit naar Suriname vertrekken, dan blijkt ook bezoek aan het binnenland een fijne ervaring en de nodige ontspanning op te leveren.

Dat gold ook voor mijn vriend en hij besloot voor enkele dagen een Inheems dorp te bezoeken.
Hij kwam aan in het dorp en gebruikelijk is dat je meteen na aankomst een beleefdheidsbezoek brengt aan het dorpshoofd of de kapitein.

Omdat hij het dorpshoofd niet aantrof in zijn hut, vroeg hij aan een Inheems jongetje dat daar speelde of hij wist waar hij het dorpshoofd kon vinden.
Dat bleek ongeveer 50 meter verder te zijn bij de rivier.

Daar aangekomen zag mijn vriend het dorpshoofd de ene na de ander anjoemara met zijn hengel ophalen. Hij schrok daar behoorlijk van, omdat hij wist hoe de vissers hier in Nederland soms een halve dag turen naar een dobber, zonder dat daar een vis aan sabbelt.
Hij stelde zich voor, groette beleefd en in één adem merkte hij op: “wat zit er hier verschrikkelijk veel vis!”

Het dorpshoofd keek hem verbaasd aan.
Na ongeveer 15 vissen te hebben gevangen reeg het dorpshoofd de vissen aan een dunne liaan en samen liepen ze terug naar zijn hut.

Het dorpshoofd gaf de vissen aan zijn vrouw, stak de dikke sigaar die hij van mijn vriend als geschenk had gekregen aan en nam vervolgens plaats in zijn tweepersoons hangmat.
Mijn vriend, nog steeds in de war van zoveel vissen in de rivier, begon meteen zijn pas verworven economische kennis te demonstreren.

“Waarom verkoop je de vissen niet in Paramaribo en van dat geld koop je dan visnetten”. “Met die netten kan je nog sneller veel meer vis vangen, die je ook weer in Paramaribo kan verkopen. Van dat geld kan je nog meer visnetten kopen en nog veel meer vissen vangen”.

Wat je dan ook nog kan doen is enkele van je dorpelingen voor je laten werken als visser en ik schat dat je dan binnen een jaar of twee je eigen visverwerkingsbedrijf hier kan hebben.

Je hoeft dat niet meer te werken, maar lekker blijven liggen in je hangmat en een dikke sigaar roken. Het dorpshoofd keek mijn vriend aan en zei lachend; “maar best vriend, wat ben ik nu aan het doen dan?”

Ik zit nu toch ook lekker achterover in mijn hangmat een dikke sigaar te roken!
Beste dames en heren,
Wat is nu de moraal van dit verhaal?

Waarom zou het dorpshoofd allerlei rompslomp over zich heen moeten halen als het uiteindelijke doel is om lekker achterover te kunnen liggen.

Waarom gaan ons bestuur en de vrijwilligers door met de organisatie van deze stedelijke herdenking, ondanks de mening van sommige Amsterdammers dat ’t nu wel mooi is geweest 151 jaar na afschaffing van de slavernij en dat ’t gedoe nu wel mag stoppen.

Deze stichting bestaat al ruim 21 jaar, dit is ook de 21e herdenking. We hoeven ons dus echt niet meer te bewijzen! Waarom dan toch die stress en al die problemen op de koop toe nemen als je je daadwerkelijk niet hoeft te bewijzen op dit gebied?

Ik heb in de aanloop naar deze dag daarover nagedacht en kwam op de volgende vier zaken:

1.    Verantwoordelijkheid: Ons bestuur voelt zich verantwoordelijk voor al die mensen die al jaren deze herdenking bezoeken, ontzettend veel genoegen aan beleven en niet beter weten dan dat het bestuur dat regelt.

2.    Delen:  Ons bestuur vindt de gedeelde slavernijgeschiedenis en de bijbehorende herdenking zo belangrijk voor de sociale cohesie in Amsterdam, dat zij er alles aan wil doen om de kennis over deze dag te delen met iedereen, dus ook met leden van andere bevolkingsgroepen.

3.    Historisch besef: Als bestuur mogen we ons nimmer laten leiden door personen die geen of onvoldoende historisch besef hebben en vanuit dat gebrek een mening ventileren. De omvang en de zienswijze van de groep die geen weet heeft van de gedeelde geschiedenis, sterkt ons bestuur juist om door te gaan, vol te houden, ondanks de opdoemende weerstand zo nu en dan. Slavernij, daar moeten ze echt meer over weten!

4.    Liefde: toen wij als bestuur onze financiële problemen bespraken met enkele personen die hier vandaag optreden of tegen betaling zijn ingehuurd voor andere taken, gaven de meeste van hen aan dat ze bereid waren om met een lagere vergoeding genoegen te nemen dan gebruikelijk.

Dat is liefde dames en heren!
De noodzakelijke liefde die we nodig hebben om ons leven met elkaar en de samenleving leefbaar te maken en te houden. Passend natuurlijk bij ons thema: Samen Stilstaan, Leven & Vieren.

Ik raak ontroerd door en trots op alle mensen die hun liefde geven aan deze stichting, andere organisaties en personen te helpen om hun verantwoordelijkheid te nemen en te delen. Me’kie moro bribi kon! Of opdat het vertrouwen in elkaar zal toenemen!

Ik wens u allen een liefdevolle herdenking toe en ons fantastisch bestuurslid Arco Verburg, die aan het knokken is voor zijn gezondheid wens ik, mede namens alle bestuursleden en vrijwilligers, een spoedig herstel toe.

Dank voor uw aandacht!