K. Renfrum 30 juni 2011

Geachte dames en heren,
Met veel dankbaarheid dat ik voorzitter mag zijn van de stichting Amsterdams Centrum 30 juni – 1 juli, heet ik u van harte welkom op onze jaarlijkse stedelijke herdenking hier op het Surinameplein. We prijzen ons bijzonder gelukkig dat we weer in ons midden hebben mevrouw de wethouder André van Es. De portefeuillehouder voor Onderwijs van Zuidoost, mevrouw Muriël Dalgliesh, de Consul-generaal van de Republiek Suriname en de directeur van het kabinet van de gevolmachtigde minister van Curaçao.
Laten we dames en heren, vooral niet vergeten dat we voor deze stedelijke herdenking van de afschaffing van de slavernij in de voormalige koloniën in de west al 18 jaar te gast mogen zijn in het stadsdeel west, voorheen het stadsdeel De Baarsjes. We zijn er dan ook erg trots op dat we de stadsdeelvoorzitter van dit fantastisch stadsdeel ook weer bij ons hebben. Mag ik daarom een warm applaus voor de stadsdeelvoorzitter mevrouw Martientje Kuitenbrouwer.
Vandaag hebben we een heel speciale herdenking en viering.
De kans is namelijk erg groot dat naast u een politieman of vrouw staat of zit. De politie heeft twee duidelijke taken, te weten: het opsporen van strafbare feiten en het handhaven van de Openbare Orde. De eventuele agent naast u is voor geen van deze twee taken vandaag hier aanwezig, maar ik kan het me zo voorstellen dat ’t wel een extra veilig gevoel geeft.
Een politieagent staat midden in de samenleving om u op het gebied van uw veiligheid maximaal van dienst te zijn en onze stichting staat midden in de Amsterdamse samenleving als het gaat om het bevorderen van burgerschap en sociale cohesie. Dat doen we o.m. door op de Amsterdamse basisscholen lessen te verzorgen over de slavernijgeschiedenis in relatie tot goed burgerschap. We hebben dus met de politieagent gemeen dat we beiden dienstbaar zijn aan onze sociale omgeving. Dat is de reden waarom vandaag hier ongeveer 60 agenten aanwezig zijn van het Surinaams/Antilliaans Netwerk, het Marokkaans Netwerk, het Vrouwen Netwerk en het Homonetwerk van het korps politie Amsterdam-Amstelland. Straks zal hier ook de Hoofd Commissaris, de heer Bernard Welten, aanwezig zijn en het woord tot u richten.
Ik wil het nu nog kort met u hebben over het mooiste meisje van klas, maar eerst twee vragen aan u:
•    Wie van u is geboren in Amsterdam?
•    Wie van u woont, werkt of heeft enige persoonlijke of professionele binding met Amsterdam?
Zoals ik al dacht is nog geen kwart van de aanwezigen hier is geboren in Amsterdam, maar ruim 90% van u heeft een zekere binding met Amsterdam.
Ik vertel u over het mooiste meisje van de klas, niet vanwege het populaire TV programma met de gelijknamige titel en ook niet omdat veel van die vroegere mooiste meisjes van de klas vandaag hier in de tent aanwezig zijn. Hier en daar heeft zich weliswaar een rimpeltje aangediend en het haar heeft een andere kleur gekregen, maar de schoonheid is nog voluit zichtbaar.
Nee, ik snijd dit onderwerp aan, omdat ik Amsterdam vergelijk met het mooiste meisje van de klas. Iedereen wil iets met het mooiste meisje van de klas; de meisjes willen graag hun BFF (best friend forever) zijn en de jongens zouden allemaal graag een kopje thee met haar drinken. Als het mooiste meisje van de klas een propje of een potlood naar je toewerpt ervaar je dat niet als molest, maar ben je wat blij dat je aandacht van haar krijgt. O wee, dat het lelijk eendje van de klas dezelfde grap zou uithalen. Dan wordt hij of zij er meteen op gewezen dat zo’n handeling ontoelaatbaar is en dat hij of zij in het vervolg dit afschuwelijk gedrag echt achterwege moet laten.
Het gaat er dus beste aanwezigen, meestal om of je je gedragen weet en minder of je je weet te gedragen. Wie zich gedragen weet, komt bijna overal mee weg.
Ook gaat het uiteraard om aandacht: “Aandacht, te veel of te weinig ligt ten grondslag aan alle goed en kwaad in onze wereld”.
Ik kom hierop omdat ik op 15 februari van dit jaar met zeer gemengde gevoelens de conferentie over Burgerschap verliet. Ik had me namelijk goed voorbereid op de twee gestelde kernvragen, te weten:
•    Hoe wil je dat de stad Amsterdam eruit ziet over tien jaar?
•    En hoe wil jij daar zelf aan bijdragen.
In die conferentie zaten vooral mensen die zich professioneel, dus tegen een fatsoenlijk salaris met burgerschap bezighouden en de teneur was vooral gericht op en tegen de ‘rot jochies’ die overlast veroorzaken in bepaalde wijken en in het Vondelpark.
Wat ik vooral mis in de discussie over burgerschap is de relevantie van de begrippen wederkerigheid en veronderstelling daarin. Het is meer van: “Vraag niet wat mijn buurt voor mij kan doen, maar kijk wat jij kunt betekenen voor jouw buurt”.
We lezen bijna dagelijks in de krant over onderwijsbestuurders, ziekenhuismanagers en anderen die het niet voor minder willen doen dan 2x de Balkenendenorm. Met zoveel waardering is het niet moeilijk om burgerschap en hoffelijkheid te tonen.
Let wel, ik bedoel niet dat je burgerschap en hoffelijkheid kunt of moet kopen. Maar de eenzijdige aandacht voor de ‘rot jochies’ en het negeren van de vele goede initiatieven in de buurten werkt stigmatiserend en dus averechts.
Zo zou de Amsterdamse TV zender AT5 de vele miljoenen die ze ontvangt van de Amsterdamse gemeenschap kunnen benutten door daadwerkelijk een venster te zijn waardoor alle Amsterdammers de gehele stad kunnen bekijken. Bijvoorbeeld door programma’s te maken die gericht zijn op de diverse goede initiatieven van gewone burgers in de verschillende wijken. Niet alleen komen opdraven als er een steekpartij is in de Bijlmer of een beroving in Osdorp.
Ook voor de inzet van beleidsgeld door de gemeente ligt er een mooie uitdaging. Een andere benadering zou bijvoorbeeld kunnen zijn dat er meer geld gaat naar initiatieven van mensen die goede dingen willen voor de stad, i.p.v. de huidige financiering van de aandacht voor de problemen van de rot jochies.
Onze stichting draagt, zoals eerder gezegd, o.m. via het onderwijsproject en voorlichtingprogramma’s op de radio veel bij aan burgerschap en hoffelijkheid. Anders gezegd: we helpen het mooiste meisje van de klas met haar huiswerk, we dragen haar zware tas, ze mag onze paraplu lenen als het regent en ook mag ze bij ons afkijken tijdens een proefwerk.
We roepen het niet dagelijks, maar we hopen wel dat het mooiste meisje van de klas op basis van wederkerigheid ook eens een keer een propje of een potlood naar ons toewerpt. Zeker nu wij en ook het NiNsee al een vooraankondiging hebben ontvangen over de naderende botte bijl.
En het antwoord op de vraag hoe wij Amsterdam of het mooiste meisje van de klas over tien jaar zien is echt niet zo moeilijk. We willen namelijk dan met haar getrouwd zijn en veronderstellen daarbij dat ze ook datgene voor ons over heeft, wat wij voor haar overhebben.
In het Surinaams zeggen we: “A’lén e kon gi liba, o teng liba o kon gi a’lén?”
Vrij vertaald: “De regen zorgt goed voor de rivier, maar wanneer gaat de rivier iets terug doen voor de regen”?
De wethouder en de deelnemers aan het kringgesprek komen hier vast nog op terug.
Ik wens u allen daarom nog een droge, informatieve en bijzonder plezierige dag toe!