K. Renfrum 30 juni 2013

Druk je verleden niet zo stevig tegen de borst dat er geen ruimte is om het heden te omarmen.

Op deze dag en ongetwijfeld ook morgen 1 juli zullen wellicht velen weemoedig terugblikken op wat 150 jaar na de afschaffing van de slavernij in de voormalige Nederlandse koloniën ons heeft gebracht. Wat hebben de nazaten van de tot slaafgemaakten gekregen, wat hebben ze vooral op eigen kracht bereikt en wat is ze heel goed gelukt.
Als je als persoon of als organisatie daar niet in positieve zin op kunt antwoorden, heb je misschien de neiging om wat depressief te worden en vooral te concluderen dat het absoluut geen zin heeft om te hopen, laat staan om te ondernemen of stappen te zetten.

Dames en heren,
Als voorzitter van de Stichting Amsterdam Centrum 30 juni – 1 juli heet ik u van harte welkom. Vandaag wordt de stedelijke herdenking van de afschaffing van de slavernij in de voormalige koloniën in de west voor de 20e keer hier op het Surinameplein georganiseerd. Ik verzoek u daarom om een hartelijk applaus voor de initiatiefnemers en allen die deze herdenking in de afgelopen 20 jaar mogelijk hebben gemaakt.
We zijn ontzettend blij dat u ook dit jaar weer in ons midden wil zijn en vooral de prominenten hier voorin heet ik van harte welkom.
Het is u ongetwijfeld bekend dat onze stichting actief streeft naar samenwerking met andere organisaties en partnerschappen. Dit jaar hebben wij een belangrijke partner gevonden in de Campagne ‘Vrij-West’, die rechtstreeks wordt aangestuurd door Mevrouw Kuitenbrouwer, stadsdeelvoorzitter van West.
Ook hier voor het derde jaar prominent aanwezig zijn onze partners van het Surinaams/Antilliaans Netwerk van het Korps politie Amsterdam- Amstelland en hun Commissaris de heer Williams.
En omdat het dit jaar een bigi jari betreft, hebben we ook te gast een vertegenwoordiging van de krijgsmacht. Omstreeks kwart voor 8 zullen enkele leden van de krijgsmacht hierachter langs marcheren en hun positie innemen voor de vlaggenceremonie op de rotonde. Allen wederom van harte welkom!
“Druk je verleden niet zo stevig tegen de borst dat er geen ruimte is om het heden te omarmen”.
Achter mij staan opgesteld Inheemsen uit Suriname. Een haast vergeten groep, maar wel de eerste slachtoffers van de expansie –en veroveringsdrift van de Engelsen in 1651 en van de Zeeuw, Abraham Crijnssen in 1667, namens de Republiek der Nederlanden.
Een groep die zich heeft weten te verzetten tegen de aan hen opgelegde arbeid als slaaf, maar daarvoor een hoge prijs heeft moeten betalen. Door bewuste uitroeiing hebben ze nauwelijks nog een verleden om tegen de borst te drukken.
Als we kijken naar de achterliggende periode van ons bestaan als stichting hebben we absoluut geen reden om depressief te zijn. We hebben bereikt dat er een Monument van Besef staat op dit plein, dat tientallen basisscholen en honderden leerlingen in Amsterdam van ons een les hebben ontvangen over het slavernijverleden.
Erg trots zijn we uiteraard ook op onze folder ‘Amsterdam & de Slavernij’ die al door ruim 10.000 personen is gelezen en door het Ninsee is overgenomen en vertaald in het Engels.
Kijken we echter naar de toekomst, dan zien we uiteraard nog steeds uitdagingen, maar helaas ook veel bedreigingen. Zo zijn er nu al geluiden hoorbaar die op zijn zachtst gezegd niet erg hoopgevend zijn. Voor organisaties zoals de onze, maar ook niet voor enkele individuele personen.
We hopen in elk geval dat het slavernijdossier na 2013 niet wordt opgeborgen tot 2023 en dat er ook volgend jaar en de jaren daarna middelen hiervoor beschikbaar zullen worden gesteld.
Bestuurders en beleidsmakers in Amsterdam moeten zich realiseren dat de Stad Amsterdam eigenaar was van Suriname en de Nederlandse Antillen van 1683 tot 1863. Dat de mensen en de organisaties die betrokken zijn bij dit dossier of thema, niet bezig zijn met een mode gril zoals loungen, rapmuziek of de vogeltjesdans.
Voor duizenden Amsterdammers zegt de manier waarop nu en in de toekomst aandacht zal worden gegeven aan het thema slavernij, vooral iets over de acceptatie van hun aanwezigheid in deze stad. In Suriname zeggen we: ‘Als je van oker houdt, moet je ook de zaadjes accepteren’. In elk geval wil ik u op deze 20e verjaardag van onze stichting op het hart drukken dat dit bestuur er alles aan zal doen om ervoor te zorgen dat we vandaag niet de laatste stedelijke herdenking hebben.
Ik loop lang genoeg mee om te weten dat als iets echt belangrijk wordt gevonden, er wel altijd budget voor is. Een eventuele beëindiging van de gemeentelijke bijdrage zal daarom een slecht signaal zijn. Niet alleen naar vele duizenden Amsterdammers toe, maar ook voor de algemene waardering van het beleid met betrekking tot integratie en burgerschap.
In de afgelopen jaren hebben wij met instemming van de lokale politiek dit evenement benut om o.m. thema’s als burgerschap, hoffelijkheid en participatie te bespreken. Dat doen we omdat hier de stedelijke herdenking plaatsvindt en daarmee onderscheiden we ons ook van de nationale herdenking in het Oosterpark.
Dat neemt niet weg dat ook wij in de afgelopen 20 jaar verschillende soorten afstand tot onze herdenking hebben gevoeld.
Zo hebben wij de geografische afstand gevoeld, waarbij opgemerkt wordt dat de slavernij in Suriname en op de Antillen heeft plaatsgevonden en dus niet iets is van de witte Nederlanders. Verder kent iedereen wel de historische afstand: “Het is zo lang geleden en wij moeten daar niet meer over zeuren, maar ons aanpassen”. Niet onbelangrijk is ten slotte de etnische afstand, met opmerkingen als: ‘Dit is iets voor Surinamers, voor hun cultuur en ik weet niet of ik daar welkom ben’.

De paradox is: Amsterdams burgerschap wil verschillen overstijgen – verschillende etnische achtergronden, leeftijd enz. doen er niet toe: iedereen is Amsterdammer.
De Amsterdamse geschiedenis, waarvan de slavernij een belangrijk deel van uitmaakt, hoort erbij, terwijl dit soort verschillen er juist wel toe lijken te doen voor sommige witte Amsterdammers. En het is waar, ook voor sommige Surinamers die hier de herdenking bijwonen en het opeisen als hun eigendom.
Druk je verleden niet zo stevig tegen de borst zeg ik daarom niet alleen tegen de nazaten van de voormalige slavenhouders die zich met hun rijke erfenis weleens op de borst kloppen, maar ook op deze dag nadrukkelijk tegen iedereen die kennelijk onvoldoende beseft dat wij bestaan, omdat onze voorouders de wreedheden van de slavernij hebben overleefd.
Ze hebben moed getoond en offers gebracht om ons een toekomst te geven. Dat mogen en zullen we nooit vergeten! Met of zonder de stedelijke herdenking!
Maak daarom ruimte om het heden te omarmen, om te studeren, om te participeren, om van onze kinderen onafhankelijke, zelfstandige en trotse burgers te maken, zodat onze voorouders ook vol trots naar ons kunnen kijken. Dan hebben ze hun offers niet voor niets gebracht.
Ik hoop ten slotte van harte dat ik u volgend jaar ook weer mag verwelkomen op onze stedelijke herdenking, maar voor het geval er anders wordt beslist wens ik u nu al voor de toekomst veel liefde, geluk, vrede en een goede gezondheid toe. Voor u en voor uw dierbaren.
Nog een waardige en plezierige emancipatiedag!