Facts & Figures

Facts & Figures:

1621 – Oprichting WIC
1634 – NL verovert de Antillen en Aruba
1667 – Suriname komt in NL handen
176068 Vredesverdragen met 3 Marrongroepen in Suriname
1763 – Berbice bevrijd door slavenopstand olv Kofi, na een jaar alsnog nederlaag door soldaten uit Suriname
175090 Oorlogen met de Boni Marrons (Aluku) in Suriname
1795 – half Curacao bevrijd na opstand o.l.v. van Tula en Karpata, opstand door verraad mislukt
18081827 slavenhandel verdwijnt slavernij afgeschaft: Emancipatie

Jaarlijks
1 juli: herdenking afschaffing slavernij – Keti Koti (ketenen verbroken)
17 augustus: herdenking Tula opstand
10 oktober: Marrondag, herdenking van de Marronbevrijdingsstrijd

Slavernij in cijfers

Met Nederlandse schepen zijn ca 550.000 Afrikanen onder dwang naar de Amerika’s getransporteerd. Sterfte onderweg was gemiddeld 15-20%. De snelste reis van een WIC schip was die van de Vergulde Vrijheijd die in 1700 uit Nederland vertrok met ruilgoederen en vervolgens 700 mensen transporteerde van Congo-Angola naar Curaçao en na 266 terug was in Nederland. De langste reis was die van de Carolus Secundus die in 1705 uit Amsterdam vertrok, aan de Goudkust (Ghana) 400 mannen, vrouwen en kinderen onder dwang inscheepte naar de Amerika’s, waarvan slechts 171 levend de overkant bereikten en uiteindelijk na 988 dagen terugkeerde met plantageproducten in Nederland.Bij de afschaffing van de slavernij in 1863 waren er in Suriname nog ruim 33.000 mensen in slavernij, op de Antillen en Aruba ruim 11.000.
De slaveneigenaren kregen toen als compensatie 300 gulden per vrijgemaakte slaaf, de geëmancipeerden zelf kregen geen enkele compensatie.

Toen er in Nederland al lang sprake was van een geboorteoverschot was er op Surinaamse plantages nog steeds sprake van een sterfteoverschot, d.w.z. dat er meer mensen overleden dan dat er geboren werden. Rond 1760 lag dat op een gemiddelde daling per jaar van bijna 5 %; rond 1825 was dat nog steeds ruim 3 % op suikerplantages en ongeveer 2 % op koffieplantages. De slechte arbeids- en levensomstandigheden waren de oorzaak van het sterfteoverschot. De levensverwachting van mannen en vrouwen boven de 10 jaar lag rond 1835 gemiddeld op 37 jaar.

Voor alles kon een slaaf straf krijgen. De normale strafmaat tot ca 1840 voor te laat komen of het werk niet afhebben, was 25-50 zweepslagen op het naakte onderlijf; voor de nacht buiten de plantage doorbrengen, bijvoorbeeld bij een partner op een buurplantage: 80 zweepslagen. Op zwaardere vergrijpen, zoals langdurige ontsnapping, sabotage of anderszins stonden nog veel zwaardere straffen, van langdurige opsluiting en zware dwangarbeid tot -in de achttiende eeuw- zelfs het afhakken van een voet. Aan het eind van de slavernij werden nog altijd voor slecht werken, brutaliteit, of plichtsverzuim 15-25 zweepslagen uitgedeeld.